Meervoudige Frequentie referentie
(Eerder gepubliceerd in Electron #6, 2012)
Inleiding
Na het ontwerp van de
frequentie referentie schakeling gekoppeld aan de DCF77 tijdzender, heb ik daar wat
ervaring mee opgedaan. De schakeling blijkt uitstekend te werken onder dag-
en nachtomstandigheden en komt ook onder minder gunstige omstandigheden
(diverse stoorbronnen) snel in-lock en voldoet
dan aan de eerder gemelde specificaties. Een klein nadeel van de schakeling
is echter dat hiervoor een bestaande lange-golf ontvanger moet worden
'omgebouwd' naar een frequentie buiten deze band, omdat de meeste lange
golfontvangers pas beginnen bij 150 kHz. en DCF77 zendt op 77,5 kHz. In het
vorige verhaal werd deze ombouw duidelijk beschreven en hieruit blijkt dat
dit een eenvoudig karwijtje is. Toch moet er worden ingegrepen in de
ontvanger, hetgeen sommigen misschien zou kunnen tegenhouden.
Een tweede nadeel betreft het
'antenne-effect'. De ontvanger krijgt zijn signaal van de ingebouwde
ferriet antenne. Deze kan door de geringe antenne-'hoogte' maar een zwak
signaal ontvangen, te meer daar het DCF77 station maar uitzend met een
relatief gering vermogen van 50 kW. Alle extra bedrading aan zo'n ontvanger
fungeert ook als antenne, en zal een extra signaal leveren (en ook storing)
dat vaak net zo groot is en soms groter dan het ontvangen signaal. Omdat
een frequentie referentie nu eenmaal bedoeld is om hierop andere
instrumenten aan te sluiten, moet bij elk aangesloten apparaat steeds de
sterkte van het ontvangen signaal (op de meter) worden bijgesteld.
Het derde punt betreft het
zendersignaal zelf. De tijdinformatie wordt uitgezonden als een amplitude
modulatie, waarbij 100% draaggolf fungeert als signaal referentie en het
terugvallen hiervan naar 15% draaggolf als informatie. De lengte van deze
terugval (100 of 200 msec.) bepaalt de waarde '1'
of '0' van deze (digitale) informatie, waarmee in de loop van een minuut
naast de juiste tijd ook de dag van de week, de maand en het jaar worden
meegegeven, plus nog een paar additionele zaken. De modulatie van 100% naar
15% is erg groot, en levert na de
discriminator dan ook veel extra ruis. Verder geeft deze tijdzender naast
amplitude modulatie ook nog fase modulatie in de vorm van een fase
verschuiving van 13 graden. Elke fase uitwijking wordt direct gecompenseerd
met een daarop volgende uitwijking in de tegengestelde richting, zodat de
gemiddelde uitwijking van de draaggolf steeds gelijk is aan nul en de
totale stabiliteit van de draaggolf gemiddeld blijft voldoen aan de
hoge nauwkeurigheid en stabiliteit als opgegeven (2. 10^-12 over een dag).
De genoemde fase modulatie zien we echter direct terug achter de
discriminator, waarmee alvast een deel van de compensatie ruimte van de
fase gekoppelde lus wordt 'opgebruikt'.
Na deze ervaringen heb ik
daarom een tweede ontwerp gemaakt om aan de genoemde 'bezwaren' tegemoet te
komen.
Welke referentie zenders
Als eerste heb ik gekeken
welke omroep stations in aanmerking kwamen als nauwkeurige frequentie
referentie. De volgende tabel kan worden opgesteld.
|
frequentie
|
frequentie
|
vermogen
|
sterkte
(S-punt)
|
tijd (t) /
|
|
|
Station
|
kHz
|
nauwkeurigheid
|
kW
|
11.00 / 21.00
|
omroep (o)
|
modulatie
|
|
MSF/Rugby
|
60
|
2.10^-12
|
15
|
2 / 2.
|
t
|
AM
100%
|
|
DCF77/Mainflingen
|
77,5
|
2.10^-12
|
50
|
4 / 3.
|
t
|
AM
85% + PM 13 grd.
|
DLfunk/Donebach
|
153
|
10^-12
|
500
|
8 / 9.
|
o
|
AM
30 %
|
|
France
Inter/Allouis
|
162
|
10^-12
|
2000
|
9+ / 9+
|
t+o
|
AM
30% + PM 1 rad.
|
BBC4/Droitwich
|
198
|
10^-12
|
500
|
9 / 8-9.
|
t+o
|
AM
30% + PM 1 rad.
|
Er zijn in Europa nog meer
van deze stations, maar die zijn vaak niet met een simpele ontvanger met voldoende
signaal/stoor afstand te ontvangen. In de wereld zijn nog veel meer van
deze tijdzenders te vinden, en ook die voldoen helaas niet aan het
criterium van voldoende ontvangst.
De reden dat de stations
allemaal in de lange golf uitzenden of met nog grotere golflengtes, heeft
te maken met propagatie van dit soort signalen. Hoe lager de frequentie,
hoe minder de momentane fase van het signaal wordt beïnvloedt en dus hoe
nauwkeuriger de frequentie referentie kan zijn. Toch zijn er ook op hogere
frequenties van deze tijdreferentie zenders te vinden, tot in het (hoge) HF
gebied aan toe, denk hierbij aan het Amerikaanse WWV station. Voor een
frequentie referentie op deze hoge(re) frequenties kan echter alleen
gebruik worden gemaakt van de grondgolf, die helaas niet erg ver reikt.
Daarmee komen tijdreferentie stations op de hogere frequenties niet in
aanmerking om toegepast te worden in een frequentie referentie systeem.
Ook de standaard
omroepzenders komen niet in aanmerking, omdat deze tot nu toe zelden gebruik
maken van een voldoende nauwkeurige referentie voor het opwekken van de
draaggolf. Doorgaans ligt deze stabiliteit en nauwkeurigheid in de orde van
enkele ppm. en dat niet beter dan wij zelf kunnen
bereiken met een eenvoudige kristal oscillator.
Een andere situatie ontstaat
bij een van GPS afgeleide frequentie. De draaggolf van deze satelliet
stations ligt weleenswaar rond de 1,5 GHz., maar
deze signalen kunnen doorgaans rechtstreeks worden ontvangen waardoor
propagatie verschijnselen door de atmosfeer een kleinere rol spelen. Bij de
gebruikelijke, van GPS afgeleide, frequentie referentie systemen wordt
echter (noodgedwongen) gebruik gemaakt van een OEM module, die uit het
tijdsignaal een nauwkeurige puls met een frequentie van 1 Hz. afleidt. Om met
dit signaal een 10 MHz. oscillator te controleren is echter niet eenvoudig
en hiervoor dienen integratoren te worden toegepast met zeer grote tijdconstantes. Deze worden doorgaans m.b.v. software
gecontroleerde systemen bereikt en deze moeten dan ook lange tijd worden
ingeschakeld om de eindstabiliteit te bereiken. Dan nog ligt deze
eindstabiliteit in de orde van 10^-9, en dat kan ook worden bereikt met
eenvoudiger systemen gebaseerd op lange-golf tijdzenders. Bovendien dienen
GPS systemen voorzien te zijn van een speciale antenne, die buitenshuis, of
tenminste direct voor het raam met een gunstige hoek naar de
satellietbanen, worden opgesteld.
Verdere ontwerp overwegingen
Als referentie frequentie werd
opnieuw gekozen voor 10 MHz., omdat deze frequentie vaak wordt toegepast
bij andere meetinstrumenten voor het aansluiten van een externe referentie,
waarvan de nauwkeurigheid groter is dan de eigen referentie. Uitgaande van
deze 10 MHz. zijn er (integer) deeltallen te vinden naar een frequentie in
de buurt van de gekozen omroep zender, en daarna naar de, na detectie
ontstane, (audio-)verschilfrequentie. Deze deeltallen zijn specifiek voor
de betreffende zender, waarvoor dan ook een zender-specifieke delertrein moet worden ontworpen. Het vorige verhaal
van de DCF77 referentie is daar een voorbeeld van.
Voor sommige zenders is
echter zo'n set van (integer) deeltallen niet mogelijk. Dit geldt met name
voor het signaal van de zender Donebach, die met
een sterk signaal door heel Europa uitstekend is te ontvangen. De draaggolf
van deze zender is ook afgeleid van een nauwkeurige referentie en bovendien
wordt deze niet in fase gemoduleerd en werkt met een betrekkelijk geringe
amplitude modulatie (30%). Voorlopig zijn er (nog?) geen plannen om de
uitzendingen van deze zender te stoppen. Van de zender Droitwich
is intussen bekend dat hiervoor geen verdere investeringen worden gedaan en
dat met de uitzendingen zal worden gestopt zodra de laatste van de (twee)
zender eindbuizen zal zijn opgebruikt.
Het leek mij daarom
verstandig om een frequentie referentie te ontwerpen die zonder verdere
aanpassing direct kan worden ingezet bij verschillende referentie zenders,
liefst zonder dat hiervoor de (lange-golf) ontvanger moest worden
omgebouwd.
Wanneer een niet-sinusvormig
signaal wordt ontleed, blijkt zo'n signaal een reeks harmonische te
produceren, waarvan het type en de sterkte afhankelijk is van de aard van
de vervorming van de sinus. Een impuls-vormig signaal produceert een lang
voortlopende reeks van dergelijke harmonischen, waarvan het
amplitude-verloop samen hangt met de impulsbreedte en de herhalingstijd.
Door een gunstige keuze is het goed mogelijk om een reeks van dergelijke
harmonische te produceren, waarbij het verschil van een specifieke
harmonische en de ontvangstfrequentie van de zender steeds een zelfde
waarde oplevert. Bij een herhalingsfrequentie van 5 kHz. zal de 31e
harmonische een frequentie opleveren van 155 kHz., hetgeen een
verschilfrequentie van 2 kHz. geeft met de draaggolf van de zender Donebach op 153 kHz. Datzelfde verschil van 2 kHz.
treedt op bij de 32e harmonische en de zender Allouis
op 162 kHz. Helaas gaat dit verhaal niet op voor de zender DCF77, omdat
hierbij de 16e harmonische een frequentie van 80 kHz. oplevert, en deze op
zijn beurt een verschil van 2,5 kHz. met de zender op 77,5 kHz. Met een
eenvoudige omschakeling van het LF-filter en de delertrein
komt echter ook deze zender binnen bereik.
Verder is met een paar
eenvoudige delerblokjes gemakkelijk uit de 10
MHz. referentie-oscillator de frequentie van 5 kHz. af te leiden, evenals
de frequenties van 2 en 2,5 kHz. voor de fase vergelijking.
Met een gunstige keuze van de
delerblokjes is het mogelijk om voor de
frequentie van 5 kHz. het laatste delerblokje te
laten bestaan uit een 5-deler. Deze levert meteen het implus-vormige
signaal (één tijdeenheid hoog, vier tijdeenheden laag) dat een lang
voorlopende reeks van harmonischen oplevert.
Voor de signalen van 2 en 2,5
kHz. zorgen we voor een laatste deling door 2, zodat het signaal mooi
symmetrisch wordt, hetgeen gunstig is voor de fase vergelijking met het
ontvangen signaal.
De rest van het systeem
bestaat uit de bekende fase gecontroleerde lus, met (de verschil frequentie
tot) het ontvangen station als de referentie frequentie.
De ontvanger bestaat weer uit
een (afgedankte?) radio-ontvanger met lange-golf ontvangst. Een goede
ontvanger hiervoor is de bekende klok/wekker-radio,
die vaak op slaapkamers worden gebruikt. De ingreep bestaat er uit dat de
luidspreker aansluiting naar buiten wordt gebracht, liefst met een
mogelijkheid om de interne luidspreker naar believen te kunnen
uitschakelen; de geproduceerde verschilfrequenties van 2 en 2,5 kHz. zijn
op den duur niet erg aangenaam om voortdurend te blijven horen, terwijl
normale ontvangst mogelijk moet blijven om gemakkelijk op een
(referentie-)zender te kunnen afstemmen.
Tevens wordt er een lusje van
één winding om de ferriet staaf gelegd, dat apart (en geïsoleerd) van de
luidspreker aansluiting naar buiten wordt gebracht. De radio houdt verder
zijn eigen voeding, omdat hierbij meestal al werd gezorgd voor voldoende
scheiding van het lichtnet en de storing daaruit op de ontvangst.
Op de ingang van het
referentie systeem is het audio-filter meteen uitgevoerd als audio-tranformator, zodat de koppeling met de radio-ontvanger
alleen aanwezig is in de vorm van een magnetisch veld, met een elektrische
koppeling van maximaal ca 20 pF. Dit blijkt
voldoende om geen last meer te hebben van het 'antenne-effect' als genoemd
in de inleiding.
De
schakeling
De schakeling van deze meer universele frequentie
referentie vertoont duidelijke overeenkomsten met de schakeling voor de
DCF77 referentie, maar wijkt ook op verschillende punten hiervan af zoals
we in bijgaand schema kunnen zien. De details worden hierna weer verder
uitgewerkt.
|